Fagus sylvatica

Naamgeving

NEDERLANDS

gewone beuk

FRANÇAIS

hêtre commun

DEUTSCH

gemeine buche

ENGLISH

common beech

Taxonomie

KLASSE

Spermatopsida

ORDE

Fagales

FAMILIE

Fagaceae

GESLACHT

Fagus

De wetenschappelijke naam van het geslacht is afkomstig van het Latijn fagus (beuk), mogelijk van het Griekse phagein (eten) verwijzend naar de eetbare nootjes van de beuk.

Morfologie

De uitwendige bouw en vorm van organismen en hun organen.

GROOTTE

30 meter

GROEISNELHEID

traag

LEVENSDUUR

lang

WORTELS

vlak

KROONBREEDTE

> 15 meter

De gewone beuk is een bladverliezende loofboom met een zeer lange levensduur, deze kan namelijk 200-300 jaar oud worden. Groeit eerder traag en kan tot 40 meter hoog worden, in uitzonderlijke groeicondities zelfs hoger. Een gemiddelde hoogte voor deze boom is rond de 30 meter. De stam is in bossen meestal onvertakt, bij vrijstaande beuken kunnen twee even grote, rechtopstaande en zware takken waargenomen worden op enkele meters hoogte.

KROON

fargus_sylvatica_zlatia_1

SCHORS

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

BLAD

fagus-sylvatica-blad

De beuk heeft veelal een dichte kroon (cf. schaduwboomsoort) die regelmatig is en bijna bolrond bij vrijstaande bomen. Beuken hebben een gladde, grijze en dunne schors wat hem zeer gevoelig maakt voor schorsbrand (cf. gevoeligheid). Er moet dus met enige voorzichtigheid beslissingen gemaakt worden bij kappingen op opgelet worden bij windval daar een “domino-effect” zou kunnen optreden.

Bladeren zijn elliptisch of eirond en het breedst in het midden. Kan tot 10 centimeter lang zijn en heeft veelal een spitse top. De zijnerven lopen door tot aan de bladrand en komen voor in 5 tot 9 paar. Het blad is ondiep gegolfd, maar kan echter ook soms getand zijn. Grote onderscheidt met de haagbeuk is dat de haagbeuk dubbel gezaagd is. De bladeren zijn geheel kaal, behalve na het net uitlopen en op de gewimperde bladrand (duidelijk zichtbaar in het voorjaar) na.

KNOP & TWIJG

fagus-sylvatica-knop-twijg

BLOEM

fagus-sylvatica-bloem

VRUCHT

fagus-sylvatica-vrucht

De twijgen zijn glanzend, geelbruin en vormen een fijn zigzag-vormig patroon. De knoppen bij de beuk zijn zeer herkenbaar aan hun spitse, lange en smalle knoppen die dakpansgewijze knopschubben hebben. Ze hebben roodbruine kleur en kunnen 2 tot 3 centimeter lang zijn. Beuken bloeien van april tot mei en hebben groenachtige bloemen die tezelfdertijd als de bladeren ontluiken. Ze zijn eenhuizig en de bestuiving gebeurt voornamelijk met de wind (i.e. anemochorie).

De door vele dieren begeerde beukennootjes kennen hun vruchtval in oktober en worden dan ook verspreid door dieren (i.e. zoöchorie). Ze zijn omgeven door een napje die wordt gevormd uit de vrucht -en schutbladen. De napjes zijn stekelig, houtig en ze springen met vier kleppen open. Binnenin zijn 1 tot 3 driekantige nootjes te vinden. Opgepast, de nootjes bevatten een geringe concentratie fagine (toxisch, kan hemolyse opwekken). Ze kunnen gegeten worden, maar dus niet in grote hoeveelheden. Door ze echter te roosteren, zal het gif verwijderd worden.Net zoals de eik kent de beuk ook de aanwezigheid van mastjaren (om de zoveel jaren, veelal 5-10, een jaar waarin overvloedig veel zaad wordt geproduceerd). De zaden kiemen in het volgende voorjaar en de kiembladen zijn zeer typisch voor de beuk. Ze zijn namelijk niervormig en vormen een schoteltje.

Beheer & Ecologie

Dynamiek van de wisselwerking tussen organismen en omgeving.

De gewone beuk is inheems in Vlaanderen en Nederland waarbij er autochtoon materiaal beschikbaar. De soort heeft geen dominante verjonging. Een van de redenen van het uitblijven van natuurlijke verjonging in veel beukenbossen is ten gevolge van vraat van de eetbare vruchten door bijvoorbeeld houtduif.

BODEM

leem – zand

BODEMVOCHT

vochtig

ZUURTEGRAAD

pH 4-7

WINTERHARDHEID

tot -28.8°C

BLADVERTERING

traag

BODEMEISEN

Kan zowel groeien in het laagland als in bergland. Groeien optimaal op bodems die het vocht goed vasthouden, maar die echter toch doorlatend zijn, kalkrijk en leemhoudend. Groeit dus zeer moeizaam in zones met hoge waterstanden en droge/voedselarme zandgronden.

FYTOGEOGRAFIE

De beuk is als autochtone boom zeer zeldzaam geworden in zowel Vlaanderen als Nederland. Komt voornamelijk voor in West -en Midden-Europa. De klimaatenveloppe rijkt in het noorden tot het zuiden van Zweden en in het zuiden tot Sicilië. De beuk is pas lang na de ijstijd in Noordwest-Europa terecht gekomen (ca. 2000 v.Chr.) als laatste van alle grote loofboomsoorten.

Distributiekaart via EUFORGEN.

GEVOELIGHEID

Het oppervlakkige wortelgestel van de beuk zorgt er voor dat deze gevoelig is voor windval. Hij leeft in symbiose met mycorrhiza (schimmel) en kan door talrijke pathogenen aangetast worden zoals: beukenbladluis, beukenspringkever, galmijt, bastkanker en roetdauw.Schorsbrand is ook een veel voorkomend probleem bij beuken daar ze een erg dunne bast hebben die bij langdurige blootstelling aan felle zonnestraling beschadigd kan geraken. Met gevolg dat de schors begint af te schilferen alsook dat deze gemakkelijker zal geïnfecteerd geraken. Hierbij dient dus zeker rekening mee gehouden te worden bij het vellen van beuken, want door de verwijdering van enkele individuen, kunnen naburige bomen eventueel aan te veel plots zonlicht blootgesteld worden die uiteindelijk zal leiden tot een domino-effect van schorsbrand. Dit probleem kan deels verholpen worden door de stam wit te verven (weerkaatsing zonlicht bewerkstelligen) of in te pakken met jute.

BOSBOUWKUNDIGE EIGENSCHAPPEN

De beuk is een sterke schaduwboomsoort, alsook een climaxsoort (tegenovergesteld van een pioniersboom) en komt voor in eiken-beukenbossen (arm bostype). Hij zal snel overheersen in natuurlijke bosgemeenschappen en is dan ook in sterke concurrentie met de eik daar waar de bodem niet te arm/nat is. Toch wordt er vastgesteld dat de eik een groter areaal heeft. De verklaring hiervoor is het feit dat eiken doorheen de tijd bevooroordeeld is door de mens (voedselbron).De beuk produceert een erg bodemverzurend strooisel en kan tot 200-300 jaar oud worden. Als LAI waarde (Leaf Area Index) wordt er 4-6 bekomen.

Zoals reeds vermeld heeft de beuk een oppervlakkig wortelgestel die hem gevoelig maakt voor windval. Dit wortelstelsel is echter wel zeer efficiënt op voedselarme gronden waar deze de bovenste bodemlaag bezet. Een ondergroei van hulst is mogelijk, maar toch zal er amper ondergroei voorkomen in beukenbossen door de zware schaduw, zure humus en oppervlakkig/dicht wortelstelsel.

Beuk kan gesnoeid worden, maar heeft een slechte regeneratieve capaciteit van de kroon. Begeleidingssnoei is vereist daar plakoksels kunnen gevormd worden. Wees zorgzaam bij het vrijstellen van beuk door het optreden van zonnebrand.

HOUTKWALITEIT & -GEBRUIK

De beuk wordt veelal als haag gebruikt daar de steeds verjongende scheuten hun bladeren blijven behouden tot het uitschieten van nieuwe generatie bladeren.Beukenhout kent vele toepassen, maar voornamelijk in keukengerei daar deze geen smaak afgeeft en nauwelijks splintert. Wordt echter ook veelvuldig gebruikt als hakhout, voor meubilair (stoelen), vloeren en dergelijke.Het hout is niet duurzaam, wel stabiel, maar is niet geschikt voor buitengebruik.

ONDERHOUD

Maart is de beste maand om een beuk in struikvorm bij te knippen. De takken kunnen tot een halve meter terug gesnoeid worden. Indien u een beuk als haag heeft, kan deze beter wat later geknipt worden, bij voorkeur in juni. Kan ook nog eens gesnoeid worden in september.

Boomkalender

Belangrijke periodes in het levensjaar van de boom.

BLADZETTING

JAN FEB MAA APR MEI JUN JUL AUG SEP OKT NOV DEC

BLOEI

JAN FEB MAA APR MEI JUN JUL AUG SEP OKT NOV DEC

VRUCHTEN

JAN FEB MAA APR MEI JUN JUL AUG SEP OKT NOV DEC

BLADVAL

JAN FEB MAA APR MEI JUN JUL AUG SEP OKT NOV DEC