Corylus avellana
Morfologie
De uitwendige bouw en vorm van organismen en hun organen.
Algemeen
De hazelaar is een in West-Europa autochtone heester uit de berkenfamilie (Betulaceae). De vrucht van de hazelaar is de hazelnoot, waarvan de kern eetbaar is.
Kroon
Opgaande zware, hoge, brede meerstammige struik met een
eironde kroon op enkele doorgaande stammen. Regelmatige kroonopbouw en horizontaal afstaande takken. Tot 7m hoog.
Schors
Blad
5 tot 12 cm groot, vrijwel rond, hartvormige voet en toegespitste top, gele herfstverkleuring. Aan beide zijden blijvend zacht behaard. Vaak ondiep gelobd, dubbel gezaagd en meestal zijn er minder dan 8 paar zijnerven. Bladverliezend.
Verwarring van het blad met linde, ruwe iep en haagbeuk is mogelijk. Maar: blad is rond van vorm met korte spits, en dubbel gezaagd. Blijvende beharing!
Knop & Twijg
De twijgen zijn borstelig behaard en ze hebben geen eindknop. Knoppen zijn rond en vrij onopvallend.
Bloem
Eenhuizige plant (♂ + ♀ samen op 1 plant). Mannelijke bloem: 2 tot 8 cm lange, hangende geelgroene katjes, groeien in groepjes van 1 tot 4. De helmknoppen zijn geel en geven veel stuifmeel vrij. Vrouwelijke bloem: staan met 2 of 3 (soms tot 6) bij elkaar. Tijdens de bloei steken alleen de rode draadvormige stempels eruit. Bloeit van januari tot maart (naaktbloeier); het is de eerste bloeier van het jaar.
Vrucht
Hazelnoten: harde bruine noten met geelgroen bekervormig omhulsel, eetbaar. Eenzadige dopvrucht, staan vaak in clusters bij elkaar.
Beheer & Ecologie
Dynamiek van de wisselwerking tussen organismen en omgeving.
Bodemeisen
Zonnige tot matig beschaduwde plaatsen op vochtige, goed doorluchte, (matig) voedselrijke, vaak kalkhoudende, minerale grond. Kan niet groeien op arme of zure zandgronden of veenbodems. Komt voor in loofbossen, hakhout, hagen, bosranden, beekoeverwallen en in de binnenduinen.
Fytogeografie
Wereld: In Europa, behalve in het noordelijkste deel. Oostelijk tot aan de Kaspische Zee.
België: Algemeen, maar vrij zeldzaam in het kustgebied. Het was een van de eerste soorten in onze gebieden na de laatste ijstijd (samen met berk en grove den).
Gevoeligheid
De hazelnootknopmijt zorgt ervoor dat de knoppen zeer dik opzwellen en afsterven. De boom wordt ook geplaagd door de hazelnootboorder, deze kever legt zijn eitjes in de jonge hazelnoten waar de larven het vruchtvlees opeten. De bladsnuitkever vreet het blad aan en rolt het op.
Bosbouwkundige eigenschappen
Hoge resprouting capacity, groeit in en langs loofbossen. Behaalt
maar een jonge leeftijd. Heeft een goede strooiselkwaliteit. Is een halfschaduwsoort; de hazelaar kan dus groeien in de struiklaag van eikenbossen want die laten genoeg licht door.
maar een jonge leeftijd. Heeft een goede strooiselkwaliteit. Is een halfschaduwsoort; de hazelaar kan dus groeien in de struiklaag van eikenbossen want die laten genoeg licht door.
Houtkwaliteit en -gebruik
Het hout brandt goed en levert prima houtskool. De buigzame tenen werden tot allerlei producten gevlochten, zoals bv. hekwerken en manden. Hazelaars werden hiervoor om de 7 jaar tot bij de grond afgekapt. Duizenden jaren geleden werden vissersboten gemaakt van hazelaartenen, bespannen met huiden. Hazelaartakken werden ook gebruikt bij het bouwen van lemen hutten, de gevlochten takken werden tussen houten palen bevestigd en daarna bestreken met leem en stro. De tenen en de struiken werden vroeger veel voor heggen gebruikt. Het hout van de hazelaar wordt gebruikt voor stokken: wandelstokken, bezems, staken voor hekken, speerschachten en lansen. De noten zijn eetbaar maar de voor noten gekweekte vormen behoren tot een andere soort (C. maxima). Omwille van de hoge stuifmeelproductie wordt hij vaak aangeplant door imkers.