
Betula pendula
Morfologie
De uitwendige bouw en vorm van organismen en hun organen.
Algemeen
Kroon

Ovale kroon. Een 10-20 m hoge en 7-9 m brede boom met langwerpige, open kroon met overhangende takuiteinden (cf. pendula).
Schors

Eerst roodbruin, later zilverwit, dan afschilferend, nog later met donkere knoesten. De schors bestaat uit een witte, leerachtige kurklaag aan de buitenzijde en een looistofhoudende binnenlaag. Bij het ouder worden krijgt hij scheuren en wordt bikkelhard.
De buitenste laag van de schors van een berk is voortdurend bezig zich te vernieuwen en valt soms in zeer dunne repen naar beneden. Deze stukjes hebben een groot weerstandsvermogen tegen bederf en zijn terug te vinden in turf van honderden jaren oud en soms zelfs in versteend hout van duizenden jaren oud, zoals in Siberië. Dat komt doordat de schors betuline bevat, een harsige, kamferachtige en conserverende stof.
Blad

Boven groen, onder lichtgroen, 3 tot 7 cm lang, ruitvormig eirond en licht gekarteld. Kaal, dun. Regelmatig dubbel gezaagd, toegespitst, aan de voet meestal wigvormig. 5 – 6 paar zijnerven, tot in de bladrand uitlopend. Bladverliezend.
Knop & Twijg

Twijgen wijken sterk af en lijken vaak veel op die van de zachte berk. Meestal overhangend, kaal met wrattige lenticellen (ruw), bruinrood later bruingrijs.
De knoppen hebben iets gewimperde en kleverige schubben. Ze zijn 0.3-0.5 mm groot, eivormig, spitsig en bruinrood.
Bloem

Katjes geelachtig, mannelijke katjes hangend, 3 tot 6 cm, niet bedekt, rijpend tijdens het uitlopen van de bladeren. De vrouwelijke katjes zitten zij aan zij met de blaadjes aan de takjes en staan aanvankelijk rechtop. Pas later gaan ze net als de mannetjes hangen. Ze zijn 1,5 – 3 cm lang en hebben schutbladen met teruggebogen zijslippen. Wordt bestoven via de wind.
Vrucht

Klein dubbelgevleugeld nootje. Vruchtschubben 3-lobbig, bij rijpheid afvallend, de vruchtvleugel 2 tot 3 keer zo breed als het nootje. Zeer veel vruchtkatjes per boom; vanaf jonge leeftijd begint de ruwe berk al massaal veel zaad te produceren (pionier). Zaadverspreiding gebeurt door de wind (= anemochorie).
Beheer & Ecologie
Dynamiek van de wisselwerking tussen organismen en omgeving.
Bodemeisen
Komt voor in Loofbossen, naaldbossen, houtwallen, heide, langs vennen, droge duinhellingen, binnenduinranden, weinig gebruikte delen van spoorwegterreinen, mijnsteenbergen, in grote holten van vervallen muren en op kap- en stormvlakten.
Fytogeografie
België: Algemeen in Vlaanderen, vrij zeldzaam in het kustgebied. Samen met grove den en hazelaar een van de eerste soorten hier na de laatste ijstijd.
Gevoeligheid
”Birds eye” berkenhout wordt bekomen door de aantasting van kevers, mooi om te gebruiken als fineer. Gevoelig voor de ziekte “heksenbezems” door Taphrina betulina. Vervuren van onderste deel van oude stammen kan voorkomen door de berkenzwam (Piptoporus betulinus).
Bosbouwkundige eigenschappen
Houtkwaliteit en -gebruik

Ruwe berk is een mooie sierboom. Vaak toegepast in brandsingels tussen naaldhout (loofhout vat minder snel vlam dan naaldhout). De dunne stammen zwaaien in de wind gemakkelijk heen en weer. Het hout is licht en wit. Er is geen verschil te zien tussen kernhout en spinthout. Het wordt veel gebruikt voor het maken van handgrepen voor gereedschap, borstels e.d. De takken worden ook gesneden voor berkensap